Leren is vanaf nul beginnen. Alles wat je weet is immers al geleerd. Dat kan door kennisoverdracht of door ervaring. Die leercirkel werd in 1954 vastgesteld voor de Amerikaanse psycholoog Maslow. De eerste fase is dat je onbewust onbekwaam bent. Dat houdt in dat je ergens geen kennis van hebt en dus ook niet weet dat je dit kan gebruiken. Soms wordt het onkunde of onwetendheid genoemd, maar dat kan dan weer een negatieve lading hebben (wat niet zo is). Dat hoeft op zich niet erg te zijn, immers een mens kan niet alles weten. Het is echter wel van belang dat als je iets gaat ondernemen, de kans groot is dat kennis die je nodig hebt, er al is.
Als je er bewust van bent dat bepaalde kennis of mogelijkheid bestaat, dan kom je in de volgende leerfase, je bent dan bewust onbekwaam. Dat is niet dat je je van de domme houdt, maar dat je niet weet hoe je bepaalde kennis of mogelijkheid kan toepassen. Je bent dan in feite in het stadium van ‘ik wist niet dat dit bestond, maar nu wel’.
Pas als je weet hoe je kennis of een mogelijkheid moet toepassen, wordt je bewust bekwaam. Je hebt dan de kennis of mogelijkheid eigengemaakt en weet die ook te gebruiken.
In het begin zul je nog vaak nadenken over hoe je kennis of een mogelijkheid inzet, maar op een gegeven moment wordt het routine en gebruik je het zonder er nog bij na te denken. Je bent dan onbewust bekwaam geworden.
Deze vier leerstadia bepalen welke mate van zelfinzicht je hebt, maar ook hoe je op bepaalde zaken reageert. Bij het veranderen is dat van belang. Het begint immers ergens, wellicht bij een punt waarvan je niet eens wist dat je daar in kan veranderen. Je bent echter op dat punt aangekomen omdat je eerder iets hebt geleerd. Dan ben je wellicht al onbewust bekwaam, maar ben je er niet tevreden mee. Het kan ook zijn dat je helemaal geen weet hebt van iets en dat je onbewust onbekwaam bent.
Toen er nog geen wiel was, werd alles gedragen, maar deed niemand er moeilijk over. Totdat iemand zich begon te ergeren en een oplossing wilde. Dan is er sprake van bewust onbekwaam. Je bent bewust dat je iets wilt veranderen, maar hebt eigenlijk nog geen idee hoe. Daarmee kom je bij de eerste stap veranderen. Je gaat eerst kijken of er een oplossing is, maar kan er dan achterkomen dat je letterlijk zelf het wiel moet uitvinden. Dat kan best lastig zijn. Als je er maar niet uitkomt, dan kan het je gaan demotiveren en/of irriteren. Dan is het goed om te weten waarom je het anders wilde, namelijk je ergernis om zaken altijd maar te moeten dragen.
Dat je graag iets wilt veranderen, wil nog niet zeggen dat je het ook kan. Wellicht beschik je helemaal niet over de vaardigheid of kennis om een oplossing te vinden die je verandering mogelijk maakt. Dan kan het inroepen van hulp van anderen helpen. Dat hoort ook bij bewust onbekwaam, want het kennen van je eigen valkuilen of gebrek aan ervaring is een belangrijk aspect van zelfinzicht.
Pas als er een oplossing is voor wat je wilt veranderen, kun je ook daadwerkelijk beginnen met veranderen. Je komt dan in het stadium van bewust bekwaam. Je hebt nu de beschikking over een wiel, maar misschien moet je nog wel zelf bedenken dat je er een wagen van moet maken waarop je je spullen kan leggen zodat je ze niet meer hoeft te dragen, maar kan voorttrekken met als een kar. Als je dat lukt, dan weet je wat je kwaliteiten zijn en welke vaardigheden je kan toepassen. Het is te hopen dat de oplossing ook is wat je wilde en het bij je past, zodat je er gelukkiger van wordt.
Als dat zo is, dan zal iets een gewoonte worden. Dan ben je onbewust bekwaam. Dat kan echter ook een valkuil worden, want hoewel jij tevreden bent, wil het niet zeggen dat iets niet beter kan. Soms kan het stadium ‘zo heb ik het altijd gedaan’ best voldoening geven, maar je ook weer brengen in het stadium van onbewust onbekwaam. Terwijl je loopt te ploeteren om de kar voort te trekken, denk je er niet aan om dat bijvoorbeeld door een paard of andere dier te laten doen of te mechaniseren. Dan kan het zijn dat jij heel zelfverzekerd bent van je zaak, terwijl anderen juist beter weten.
Dat kan heel vervelend zijn, want dit betekent dat je nooit uitgeleerd mag raken. Eigenlijk dat je gedurende je hele leven moet veranderen. Er zijn mensen die dat niet kunnen of willen opbrengen en ‘blijven hangen’ in wat ze in basis gelukkig maakt. Vaak wordt dat als negatief bestempeld, maar dat is het niet.
Het kan ook zijn dat je in de fase van bewust onbekwaam tot de conclusie komt dat iets niet bij je past. Dan kan je heel veel moeite doen om toch je doel te bereiken, maar het kan net zo goed bevredigend zijn om toe te geven dat je doel voor jou onbereikbaar is. Dit is dan ‘beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’. Het kan er zelfs toe leiden dat de situatie die je wilde veranderen helemaal zo slecht niet is. Hoewel jouw uitgangspunt was dat je vertrekpunt je ongelukkig maakt, kan je tot het inzicht komen dat dit helemaal niet zo is. Je moet dan nagaan of er wel een echt noodzaak is om iets te veranderen.
Anderzijds moet je ook weer niet te snel opgeven. Je weet immers dat je iets wilt leren, maar is het middel of de methode om te veranderen niet het juiste. Er leiden meer wegen naar Rome en is de kennis die je naar het bekwame moet leiden niet iets wat bij je past, maar is er een andere manier om toch je doel te bereiken.
Daarom is het belangrijk dat je bij veranderen je zaken niet alleen doet, maar de hulp van anderen inroept. Dan kun je nog best autodidact zijn, maar zelf het wiel uitvinden is vaker niet dan wel nodig.
Deze leercyclus is niet alleen toepasbaar op fysieke, maar ook op abstracte zaken. Soms is het je manier van denken die je in de weg zit. Veel mensen denken bijvoorbeeld in belemmeringen en niet in kansen. Maar ook je emoties kunnen een rol spelen. Bij een veranderproces is het daarom belangrijk goed in de gaten te hebben wat je nu eigenlijk wilt veranderen. Soms zit het niet in de manier van doen, maar in de manier van denken. En soms in beiden.